Valschermuitrusting
De valschermuitrusting moet minstens bestaan uit:
een harnas, met containers voor de valschermen;
een luchtwaardig hoofdvalscherm;
een goedgekeurd reservevalscherm, dat alleen in nood zal en mag gebruikt worden;
een automatische opener (AAD) voor het reservevalscherm.
Elke valschermuitrusting zal voorzien zijn van een logboek, met identificatie van eigenaar(s), keuringen, herstellingen, enz.
Verantwoordelijkheid van de springer
Het gebruik van een werkende AAD is tijdens het springen verplicht. Voor Canopy Piloting wordt sterk aangeraden een voor deze discipline gebouwde AAD te gebruiken.
Voor elke sprong moet de gebruiker de vitale onderdelen van de uitrusting nakijken (AAD, pin check, e.d.). In het geval de springer nog geen A-brevet heeft, is een instructeur hiervoor verantwoordelijk.Het is aan te raden dat springers de uitrusting van elkaar controleren voor de afsprong.
Het monteren van de valschermuitrusting moet volgens de richtlijnen van de constructeur(s) gebeuren.
De vaardigheden vereist voor het gebruikte valschermmateriaal mogen nooit de mogelijkheden inzake ervaring en bekwaamheid van de gebruiker overschrijden. Het instructiekader zal nauwlettend toezien dat leden niet springen met materieel dat hun mogelijkheden overschrijdt. De aanbevelingen voor hoofdkoepels zijn raadpleegbaar op de website van het VVP.
De eigenaar van een valschermuitrusting is de hoofdverantwoordelijke voor de goede staat en het onderhoud van zijn materiaal. Tijdens de basisopleiding zal de springer met lesmateriaal springen.
Tussenkomst van een valschermtechnicus is verplicht
1) Voor de ingebruikname, 2) bij verandering van eigenaar en in elk geval 3) jaarlijks, zal de volledige uitrusting door een erkende valschermtechnicus of rigger gekeurd en luchtwaardig bevonden worden.
Structurele wijzigingen en/of herstellingen die de luchtwaardigheid van de uitrusting kunnen beïnvloeden, mogen slechts uitgevoerd worden door een valschermtechnicus met kwalificatie “Master Rigger”.